Het begrip streektaal of regionale taal heeft meerdere betekenissen:

  • een taalkundige: een of enkele taalvariëteiten die aan een bepaalde streek zijn gebonden en taalkundig onderling zeer veel overeenkomsten vertonen. Een streektaal in deze betekenis komt in grote lijnen overeen met een dialect.
  • een politieke en bestuurlijk-juridische: een taalvariëteit die door een overheid als streektaal is aangeduid.

Streektaal als taalkundig begrip; De term streektaal wordt in de Europese context veelal gebruikt voor een geheel van variëteiten uit een bepaalde regio, die niet noodzakelijkerwijs een enige gestandaardiseerde vorm kennen en waarbinnen grote verschillen kunnen bestaan.

Streektaal als bestuurlijk-juridische term; In bestuurlijk-juridische zin is een streektaal (in het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (ECRML) aangeduid als regionale of minderheidstaal) gedefinieerd als een taal die (a) vanouds in een bepaald deel van een staat gebruikt wordt door een minderheid van de ingezetenen van die staat, en (b) anders is dan de officiële taal of talen van die staat.[1] Aan variëteiten die als variant van een officiële standaardtaal worden beschouwd wordt in het ECRML expliciet de naam streektaal onthouden; in dit geval wordt meestal van een “dialect” gesproken. Het begrip streektaal wordt dus door taalkundigen in een ruimere zin gebruikt dan door de Nederlandse en Belgische overheden.

Situatie in Nederland; In Nederland is de erkenning van streektalen geregeld in het ECRML dat door Nederland in 1996 geratificeerd is, en dat in 1998 van kracht geworden is.[2] In dat kader erkent de overheid het Fries, het Nedersaksisch en het Limburgs als regionale of minderheidstalen.[3] Van deze drie talen geniet het Fries daarnaast sinds 2013 de status van officiële taal binnen de provincie Friesland.[4] Binnen het ECRML heeft het Fries ook een andere status dan het Nedersaksisch en het Limburgs, aangezien de bepalingen van deel 3 van het Handvest alleen van toepassing zijn op het Fries.[3][5] Aan de status van het Nedersaksisch en Limburgs kunnen dan ook geen speciale rechten worden ontleend, in tegenstelling tot de status van het Fries.[1]

De officiële erkenning van Fries gaat ten minste terug tot de jaren 50 van de 20e eeuw.[6] De erkenning van het Nedersaksisch en Limburgs is het resultaat van sterke regionale lobby’s. Aan het niet objectief te beoordelen criterium dat een streektaal geen dialect van een standaardtaal mag zijn wordt naar de maatstaven van de overheid voldaan, aangezien er tal van grammaticale en lexicale verschillen tussen deze variëteiten enerzijds en het Nederlands anderzijds bestaan. De Nederlandse Taalunie is overigens van mening dat het Limburgs (dat in tegenstelling tot het Fries en Nedersaksisch een Nederfrankische grondslag heeft) als een Nederlands dialect dient te worden beschouwd.[7]

In de Ethnologue worden naast het Nederlands en het Fries de volgende regionaal gebonden talen onderscheiden:[8] Achterhoeks, Drents, Gronings, Sallands, Stellingwerfs, Twents, Veluws (allen behorend tot de Nedersaksische taalgroep), Limburgs (hier gerekend tot de Rijnfrankische taalgroep), en Zeeuws en Vlaams (behorend tot de Nederfrankische taalgroep).

BRON: Wikipedia

Privacybeleid
Realisatie: F.S. Assist B.V.