In Europa is Nedersaksisch in Nederland en Duitsland officieel een erkende streektaal die bestaat uit een groep niet-gestandaardiseerde Nederduitse dialecten. Deze worden voornamelijk gesproken in het noordelijke deel van Duitsland en in het noordelijke en oostelijke deel van Nederland (de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, de Gelderse regio’s Veluwe en Achterhoek, en de Stellingwerven in het zuiden van Friesland).

Nederland erkent het Nedersaksisch officieel als streektaal en zegt er beperkte steun aan toe, zoals geformuleerd in hoofdstuk 2 van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Duitsland heeft het Europees handvest voor regionale en minderheidstalen geratificeerd (1998), in de Europese Unie is het echter een officieel erkende streektaal. De taalcode (ISO 639-2) van het Nedersaksisch is nds.

Voor het aantal sprekers in Nederland zijn geen betrouwbare actuele cijfers voor handen.[1] In 2003 sprak in de betreffende gebieden 28% van de ouders Nedersaksisch, maar bij hun kinderen lag dit aandeel lager.[2] In 2012 is dit aantal gezakt naar respectievelijk 15% (ouders) en 2% (kinderen).[3] In Duitsland werd het aantal sprekers in 1984 op 5,5 miljoen geschat,[4] en zijn er geen actuele cijfers bekend. Er bestaan nog enkele kleinere gemeenschappen in Polen, Rusland en Denemarken. Het Oost-Nederduits hoort niet bij het Nedersaksisch.

Aanduiding

De term ‘Nedersaksisch’ werd tot in de jaren negentig van de 20e eeuw alleen gehanteerd door historisch taalkundigen en (vooral in de jaren vijftig) door een groep streektaalschrijvers en -activisten.[5] Sprekers van de Nedersaksische variëteiten refereerden aan hun dialect met de naam van een plaats of streek (Achterhoeks, Twents, Drents, Veluws, Elspeets enz.), of met de aanduiding Plat (ook Platduuts). Onder invloed van diverse streektaalbewegingen heeft de politiek het begrip overgenomen en uiteindelijk als streektaal erkend. Een uniforme cultuurtaal zit er nog lang niet in, mede doordat iedere poging van uniformering (spelling en woordenschat) als wezensvreemd voor de grote variëteit aan dialecten wordt afgewezen. De afhankelijkheid van de Nederlandse dan wel Duitse orthografie bemoeilijkt grensoverschrijdende acceptatie. Toch zijn er verschillende pogingen geweest om overkoepelende spellingsvoorschriften te bedenken. De meest recente is de Algemene Nedersaksiese Skriefwieze, die bedacht is door de Nedersaksische Wikipediagemeenschap. In Duitsland wordt De Sass’sche Schrievwies door velen als meest geschikt beschouwd.

Dialecten

Vanwege de grote verspreiding van het Nedersaksisch (oudtijds van Nimmersatt tot Blaricum) zijn er verschillende dialectvarianten ontstaan, die zich grosso modo in drie hoofdgroepen laten categoriseren:

  • het Noord-Nedersaksisch (Gronings en Noord-Drents, Oost-Fries Nedersaksisch, Noord-Oldenburgs, Zuid-Oldenburgs, Onderelfs, Holsteins, Sleeswijks en Noord-Eemslands)
  • het Westfaals (Achterhoeks, Sallands, Zuid- en Midden-Drents, Stellingwerfs, Twents, Urkers, Veluws, Westerwolds, Bentumers, Zuidwest-Eemslands, Oostwestfaals, Zuidwestfaals, Münsterlands, West-Münsterlands)
  • het Oostfaals

In de Liemers wordt een Nederfrankisch dialect gesproken met Nedersaksische invloeden; in de Gelderse Vallei wordt een Hollands-Nedersaksisch overgangsdialect gesproken, dat officieel tot het Nedersaksisch gerekend wordt. Zie ook hoofdstuk ‘Varianten van het Nedersaksisch’.

In de middeleeuwen was het Nedersaksisch (Middelnederduits) een zeer prominente taal, die onder meer diende als officiële voertaal van de Hanze. De invloed op de Scandinavische talen was zelfs zo groot, dat deze grammaticale eigenschappen verloren en tussen de 40 en 60% van hun huidige woordenschat aan het Nedersaksisch ontleenden. Later werd Nedersaksisch in die hoedanigheid door het Hoogduits verdrongen.

Expansie, neergang en opleving van het Nedersaksisch

In feite ontwikkelden zich in de Middeleeuwen drie algemene communicatietalen in het Duits-Nederlandse dialectcontinuüm:

  • Hoogduits (waarvoor de Duitse dialecten van de deelstaten Saksen en Thüringen en de dialecten in het noorden van Bohemen toonaangevend waren),
  • Nederlands (met aanvankelijk Brabants als toonaangevend dialect) en
  • Oud-Nedersaksisch (met het dialect van Lübeck als toonaangevend dialect)

Het is hierbij verwarrend dat de naam ‘Nederduitsch’ destijds zowel voor de tweede als de derde variant werd gebruikt.
Sinds de publicatie van de Bijbelvertaling van Luther begon het Oud-Nedersaksisch allengs meer en meer te wijken voor het Hoogduits.
In de 16e eeuw werd in de oostelijke delen van Nederland ook wel een tussenvorm tussen Nedersaksisch en (Vlaams-Brabants) ‘Nederdietsch’ gepropageerd, onder de naam van ‘Oostersch’, maar deze taalvorm kon de concurrentie met het Nederlands niet aan.

Dat het Nedersaksisch nog tot na de Middeleeuwen een ‘lingua franca’ met een zekere expansiekracht is gebleven, blijkt uit het feit dat omstreeks 1500 de tevoren Friese dialecten sprekende Groningse Ommelanden onder invloed van de van oudsher Nedersaksische stad Groningen op het Nedersaksisch overgingen en dat een soortgelijk proces zich minder dan een eeuw later in Oost-Friesland herhaalde.

In de late Middeleeuwen oefende het Nedersaksisch een grote invloed uit op het Deens, en indirect ook op het Zweeds en het Noors, wat er in belangrijke mate toe heeft bijgedragen dat deze talen voor Nederlands- en Duitstaligen nog tamelijk gemakkelijk aan te leren zijn.

Bron: Wikipedia

Noten en Referenties

  1.  (nl) Maarten Gerrit Jan Duijvendak, Regionaal besef in het Noorden: historische opstellen aangeboden aan prof.dr. P. Th. F.M. Boekholt bij zijn afscheid als hoofddocent in de regionale geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen op 23 november 2001, Uitgeverij Van Gorcum, 2003-01-01. ISBN 9789023239109.
  2.  (nl) Leonie Cornips, Eigen en vreemd: meertaligheid in Nederland, Amsterdam University Press, 2012-01-01. ISBN 9789089643445.
  3.  Dr. Geert Driessen, Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en dialecten in de periode 1995-2011 p. 3. ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Geraadpleegd op 2017-04-29.
  4. (nl) Maarten Gerrit Jan Duijvendak, Regionaal besef in het Noorden: historische opstellen aangeboden aan prof.dr. P. Th. F.M. Boekholt bij zijn afscheid als hoofddocent in de regionale geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen op 23 november 2001, Uitgeverij Van Gorcum, 2003-01-01. ISBN 9789023239109.
  5. Zo had het in Groningen opgerichte literaire tijdschrift ’t Swieniegeltje (1954-1959) een tijdlang de ondertitel ‘Nedersaksisch tiedschrift’
Privacybeleid
Realisatie: F.S. Assist B.V.